Iedereen kan tbc krijgen, maar niemand hoeft er aan te sterven
Op een ochtend wordt Marrit wakker en hoest ze bloed op. De huisarts stuurt haar door en niet veel later lig ze in quarantaine op de longafdeling. De artsen dragen mondkapjes.
Marrit heeft open longtuberculose. Ze denkt aan haar reis door Azië en al die hoestende mensen in te kleine busjes. Later blijkt dat ze de ziekte gewoon in Nederland opliep.
Nadat het besmettingsgevaar is geweken, probeert ze de alledaagse dingen rustig op te pakken. Dit valt tegen. Ze is doodmoe en door de medicatie krijgt ze een leverfunctiestoornis. In plaats van zes maanden moet ze nu een jaar medicijnen slikken. Ze krijgt ook last van zenuwpijn, oorsuizen en een oogzenuwontsteking. Herstel is onzeker.
Sinds een tijd ben ik klaar met de behandeling. Ik had verwacht mijn energie snel terug te hebben, maar dit viel tegen en gaat in een soort golfbewegingen. Ondanks de gekke periode met veel nare momenten kijk ik niet negatief terug op de afgelopen jaren. De tbc heeft me veel gebracht en me een rijker persoon gemaakt. Het leerde me dat verzetten geen zin heeft. Ik heb ervaren hoeveel mensen er voor me zijn als het tegen zit. Ik ben me veel bewuster geworden van mijn lichaam en durf eerder gas terug te nemen of even helemaal op de rem te trappen. Ik maak bewuster keuzes en geniet intenser van de dingen die ik doe. De tbc maakte me een betere vriendin van mezelf.”
Andere verhalen uit de serie:





